Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2655

Datum uitspraak2007-05-31
Datum gepubliceerd2007-08-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers230302 CV EXPL 07-177
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Ambulancevervoer in het kader van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Gedaagde heeft niet zelf de opdracht gegeven. Geen zaakwaarneming, geen machtiging door gedaagde, noch heeft hij de schijn gewekt dat namens hem mocht worden opgetreden. Ambulancekosten horen deel uit te maken van totale (geneeskundige) behandelingskosten. Afwijzen vordering.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector Kanton Locatie Den Helder Zaaknr/rolnr.: 230302 CV EXPL 07-177 (RvK) Uitspraakdatum: 31 mei 2007 Vonnis in de zaak van: [eiseres] te Rotterdam eisende partij verder ook te noemen: [eiseres] gemachtigde: J.J. van der Voort, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar tegen [gedaagde] te Den Helder gedaagde partij verder ook te noemen: [gedaagde] in persoon procederend. Het procesverloop [eiseres] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 11 januari 2007. [gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Vervolgens is gediend van repliek en dupliek. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Ten slotte is heden uitspraak bepaald. Het geschil 1. [eiseres] vordert betaling van [gedaagde] van € 909,95, rente en kosten rechtens, en stelt hiertoe, zakelijk samengevat, dat zij [gedaagde] in diens opdracht althans voor diens rekening op 22 oktober 2004 per ambulance van het Erasmus Medisch Centrum [EMC] heeft vervoerd naar de polikliniek van datzelfde EMC, maar dat [gedaagde] de hem ter zake gezonden factuur ad € 676,80 ondanks diverse aanmaningen niet heeft voldaan. Daarom wordt tevens aanspraak gemaakt op vervallen wettelijke rente ad € 54,65 en buitengerechtelijke incassokosten inclusief (niet-verrekenbare) btw ad € 178,50. 2. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres] en voert hiertoe, zakelijk samengevat, aan dat niet hij, maar het EMC de opdracht tot het vervoer per ambulance heeft gegeven, zodat hij zich niet tot betaling van de nota verschuldigd acht. De beoordeling 3. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] als opdrachtgever heeft te gelden, kan de kantonrechter niet volgen, immers uit de stukken volgt onweersproken dat het niet [gedaagde] zelf was, doch (de artsen van) het Erasmus Medisch Centrum, die het noodzakelijk vond (en) [gedaagde] per ambulance naar de polikliniek van het EMC te laten vervoeren en daartoe opdracht gaf (gaven) aan [eiseres]. Dat [eiseres] altijd de rekeningen voor het ambulancevervoer bij de patiënt in rekening brengt, moge zo zijn, maar dat brengt nog niet mee dat -in dit geval- [gedaagde] als opdrachtgever heeft te gelden. 4. De kantonrechter overweegt overigens nog dat ook van zaakwaarneming door het EMC geen sprake is, nu ervan uit wordt gegaan dat tussen [gedaagde] en het EMC ingevolge artikel 7:446 e.v. BW een geneeskundige behandelingsovereenkomst is gesloten. Zaakwaarneming in de zin van artikel 6:198 e.v. BW ziet nu juist op de situatie dat er géén overeenkomst is gesloten. Uit de stukken blijkt evenmin dat het EMC gemachtigd was om namens [gedaagde] rechtshandelingen te verrichten dan wel dat [gedaagde] door handelen of nalaten de schijn heeft gewekt dat het EMC bevoegd was om namens hem op te treden. In het kader van de geneeskundige behandelingsovereenkomst acht de kantonrechter het hierbedoelde vervoer per ambulance behorende tot de handelingen als bedoeld bij artikel 7:446 lid 3 BW, welke kosten dan ook hadden moeten worden opgevoerd bij de totale behandelingskosten (nota) van het EMC. 5. Op bovenstaande gronden dient de vordering van [eiseres] te worden afgewezen met haar veroordeling in de proceskosten als de in het ongelijk te stellen partij. De beslissing De kantonrechter: Wijst de vordering af. Verwijst [eiseres] in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 31 mei 2007 in het openbaar uitgesproken.